donderdag 24 juli 2008

HOGERE ONTSLAGVERGOEDING DAN KANTONRECHTERSFORMULE

Een commercieel manager krijgt na een jaar werken een ontslagvergoeding van 40.000 tot 100.000 euro. De vergoeding is zo hoog vanwege het grote afbreukrisico voor zijn verdere loopbaan. Hij werd ontslagen omdat zijn leidinggevende geen vertrouwen meer had in zijn functioneren. Dit heeft de rechtbank in Haarlem vorige week bepaald, zo schrijft Plein Plus. De werknemer was sinds 12 februari 2007 bij de werkgever in dienst, in de functie van commercieel manager packaging tegen een salaris van 6.076,62 euro bruto per maand. De arbeidsovereenkomst was voor onbepaalde tijd aangegaan. Bovendien werd een concurrentiebeding voor de duur van een jaar overeengekomen.
De rechter bepaalde dat de werknemer recht heeft op een vertrekpremie van 40.000 euro bruto als zijn werkgever afziet van het concurrentiebeding. Als de werkgever hem wel aan het beding houdt, krijgt de werknemer 100.000 euro bruto mee naar huis.

Een merkwaardige uitspraak, zeker als je de gehele tekst ervan leest. Ineens verschijnt er een niet onderbouwd criterium t.w. een groot afbreukrisico in de functie waardoor er een veel mindere ontslagbescherming zou bestaan en een grotere baanonzekerheid dan voor een gemiddelde werknemer (wat is eigenlijk een gemiddelde werknemer?) De kantonrechter spreekt tevens over 'redelijk begrote bedragen' (de 40.000,- en 100.000,-) die als ‘ontslagvergoeding’ (wat wordt hier eigenlijk vergoed?) ruimer zijn dan voor die gemiddelde werknemer. Het is onduidelijk waarop die redelijkheid is gebaseerd.

Verder staat er in de uitspraak: 'Telkens, voor zover mogelijk, te beschouwen als aanvulling op toekomstige uitkeringen of andere arbeidsinkomsten'. Wordt hier suppletie bedoeld op WW-uitkering?

Voor jurisprudentie lijkt me de uitspraak volstrekt onbruikbaar. Er is geen touw aan vast te knopen. Het wordt tijd voor een nieuwe ontwikkelingsgerichte visie op ontslag. Daaruit zou een faciliteringsregeling moeten voortvloeien die een soepele overgang naar een nieuwe werkkring mogelijk maakt. Niet door het toekennen van deze zakken met geld of via een onwerkelijke transferperiode zoals de Commissie Bakker voorstelt, maar met daadwerkelijke vergoeding van noodzakelijk te maken kosten voor die overstap. Zoals suppletie op de WW-uitkering gedurende de ingeschatte benodigde tijd om nieuw werk te vinden aangevuld met outplacementkosten. Daarmee zijn zowel werkgever als werknemer meer gebaat dan met dit type onbegrijpelijke uitspraken.