zaterdag 22 november 2008

RECENSIE HR-MAGAZINE

Ontslag is een zeer ingrijpende gebeurtenis in het leven van mensen. Het is bijna te vergelijken met het verlies van iemand die u dierbaar is door overlijden, echtscheiding. Aan de andere kant hoeft ontslag niet als een ramp beschouwd te worden. Het kan net zo goed een zegen zijn. Het boek behandelt die uitersten en zoekt tevens naar de gulden middenweg ertussen. Het biedt een ontwikkelingsgerichte kijk op het ontslag van medewerkers. Het focust bijgevolg ook op loopbanen en competenties. Hoewel ook juridische aspecten in beperkte mate aan bod komen, benadert het de thematiek vooral vanuit een veeleer filosofische invalshoek. Het gaat over de betekenis van ontslag voor de duurzame ontwikkeling van mensen gedurende hun werkzame leven.
De auteur gaat in het boek ook grondig in op het stakeholdersmodel tegenover het shareholdersmodel en het zogenaamde Rijnlandmodel – dat de ongelijkheden die de vrije markt creëert en stuk corrigeert - tegenover het Angelsaksische model. De discussie over de wenselijkheid van de modellen is complex en heeft al geleid tot allerlei varianten, waarvan het Scandinavische en het Nederlandse Poldermodel de bekendste zijn.
Uiteraard krijgt de ontslagbenadering in de bespreking van die modellen extra aandacht. Angelsaksisch georiënteerde werkgevers beloven een groeiende werkgelegenheid als ze van de overheid de ruimte zouden krijgen om werknemers gemakkelijker te ontslaan. Dergelijke discussies over het versoepelen van het ontslagrecht steken geregeld de kop op. De argumentatie van de bedrijfswereld dat dit zou leiden tot meer werkgelegenheid, wordt niet alleen door de vakbonden, maar evenzeer door nogal wat economen en wetenschappers tegengesproken. De auteur laat de verschillende stellingen uitgebreid aan bod komen. Daarnaast maakt hij duidelijk dat dit gepolariseerde debat grotendeels voorbijgaat aan de kernvraag bij “humaan ontslag”, namelijk wat er nodig is voor iemand die van baan moet veranderen. In plaats van te discussiëren over de hoogte van ontslagvergoedingen en ontslagtermijnen, zou men beter werken aan een nieuwe mentaliteit bij alle betrokkenen die onder meer investeren in een soepele overgang naar een nieuwe werkkring en in een gezond aanbod van loopbaanontwikkeling.
De auteur stelt verder in het boek een “Ontslagleidraad” voor, naar analogie met de “Sollicitatiecode” die de Nederlandse werkgeversorganisatie NVP heeft ontwikkeld – de auteur is Nederlander en zijn referentiekader vertrekt dan ook vaak, maar niet altijd, vanuit die context. Als er een code bestaat en gerespecteerd wordt die bepaalt binnen welke krijtlijnen medewerkers worden gerekruteerd, geselecteerd en aangeworven, is het niet meer dan logisch dat ook voor ontslag gedragsregels gelden, vindt de auteur. Hij liet twee studenten een studie uitvoeren naar de wenselijkheid van een dergelijke leidraad en biedt de lezers een uitgebreid verslag van dat onderzoek. Via de analyses wordt een soort “voorwaardenscheppend kader” uitgetekend.
“Humaan ontslaan?!” is een waardevol werkstuk dat aanzet tot reflectie.

Geen opmerkingen: