‘De wereld biedt genoeg voor ieders behoefte. Maar niet voor ieders hebzucht’. Deze morele uitspraak van Gandhi lijkt hier van toepassing. De buitensporige beloning van de 193 bestuurders is een moreel vraagstuk.
Hun inkomen bestaat uit drie gedeelten:
- Het deel dat hun behoeften dekt;
- Het deel dat opgaat aan hun begeerten;
- Het deel dat resteert, want het zal voor hen niet mogelijk zijn het allemaal op te maken.
De grens tussen behoeften en begeerten is niet eenvoudig te trekken. Het lijkt een strikt individueel vraagstuk te zijn, waarmee ieder in het eigen leven mag worstelen. Bevredigde behoeften leiden over het algemeen tot tevredenheid. Beantwoorden aan begeerten doet dat vaak niet; ze schreeuwen na schijnbevrediging om herhaling dan wel om meer. Vooral als het tot verslaving leidt.
Wat nu te doen met wat over is. Dit is een moreel vraagstuk. Alternatieven kunnen zijn:
- Pot ik het voor mijzelf op of probeer ik er nog meer van te maken?
- Laat ik het staan voor mijn nageslacht?
- Doe ik er iets goeds mee voor de samenleving?
Het is een reeks van alsnog de eigen begeerten de vrije loop laten, via de ‘erfschenking’ naar de echte onbaatzuchtigheid. Alle zijn moraliteitsvragen. Wat is nu moreel goed om te doen?
Hier ligt een verantwoordelijkheid voor diegenen die de beslissingen nemen om de hoge salarissen en bonussen toe te kennen. Kernvraag daarbij is of zij aan de ontvangers ervan zoals de 193 die moraliteitskeuzen willen en kunnen toevertrouwen. Velen roepen nu om het hardst om overheidsingrijpen. Wellicht geldt hier eerder: ‘Wat Gij wilt dat een ander doet, Ge eerst zelf ontwikkelen moet’. (Dr. A.H. Bos). Ieder van ons kan hier de eigen moraliteit aan schaven. Bij TNT lijkt er voorzichtig iets te dagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten